Nieuwsbrief februari 2025
Let op!
Wij willen voldoen aan de wens om actueel te zijn. Het overzicht in deze MKB-nieuwsbrief is geschreven met de kennis tot en met maandag 10 februari 2025, 20:00 uur.
1. Maximaliseer de groei van uw bedrijf met de SLIM-regeling
Als ondernemer wilt u blijven investeren in de ontwikkeling van uw medewerkers, maar wist u dat u hiervoor subsidie kunt krijgen? De Slim-regeling biedt financiële steun voor MKB-bedrijven die willen investeren in leren en ontwikkelen binnen hun organisatie. Tot wel 60% van de kosten kan worden gedekt, met een maximum van €25.000!
Waarom u deze kans niet kunt laten liggen?
- U verhoogt de productiviteit en efficiëntie binnen uw team.
- Hierdoor zorgt u voor betere retentie en gemotiveerd personeel.
- Door gebruik te maken van externe expertise zit u zonder administratieve zorgen – wij helpen u de aanvraag in te dienen!
Wilt u weten hoe de SLIM-regeling uw bedrijf kan helpen? Meld u aan voor ons gratis webinar op 26 februari 2025 om 16.00 uur en ontdek hoe u het meeste uit deze subsidie kunt halen. Mis deze kans niet! De aanvraagperiode voor de volgende ronde start op 3 maart 2025, dus zorg dat u voorbereid bent en schrijf u in via onze website: www.benjijslim.nl.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met Niels Jansen, HR adviseur, niels.jansen@smitsvandenbroek.nl of njansen@thuisinhrm.nl. Wij helpen u graag verder!
2. WBSO – een samenvatting
Met de WBSO behalen innovatieve bedrijven veel belastingvoordeel en besparen ze flink op de kosten van R&D-projecten. Technologische vernieuwing is van groot belang voor de concurrentiepositie van het bedrijf. Innoveren is noodzaak, de concurrentie zit namelijk niet stil.
De WBSO is een fiscale stimuleringsregeling waarmee de Nederlandse overheid speur- en ontwikkelingswerk (S&O) aantrekkelijker maakt. In de praktijk betekent dit dat uw organisatie minder loonheffing hoeft af te dragen. De adviseurs van SmitsVandenBroek zijn gespecialiseerd in WBSO aanvragen en hebben een succesratio van 99% en helpen u graag met de WBSO.
De WBSO verlaagt uw kosten voor technisch-wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, ook als het project misschien niet lukt. Iedere ondernemer in Nederland kan een WBSO-aanvraag indienen. Hierbij maakt de grootte van de onderneming of de sector niet uit. Er zijn twee soorten projecten de WBSO kan worden aangevraagd, namelijk:
- Voor de ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van):
-
- fysieke producten
- fysieke productieprocessen
- programmatuur
- Technisch-wetenschappelijk onderzoek
S&O-loonkosten
Wanneer een project als WBSO-waardig wordt beschouwd worden de gespendeerde uren aan het project (S&O-uren) en kosten deels gecompenseerd. Het S&O-uurloon is een vast gemiddeld bedrag per uur dat geldt voor al uw S&O-medewerkers o.b.v. de BSN-nummers.
Hebben uw medewerkers of u zelf in 2023 geen S&O-werkzaamheden verricht? Dan geldt voor uw onderneming een vast gemiddeld uurloon van € 29.
Kosten en uitgaven
Boven op de S&O-loonkosten is het mogelijk om overige kosten en uitgaven voor het WBSO-project mee te nemen. In dit geval kan er gekozen worden voor het forfaitaire regime of de daadwerkelijke kosten en uitgaven. Over het totale bedrag wordt vervolgens het WBSO-voordeel berekend.
Bij het forfaitaire regime, de eenvoudige variant, wordt er een standaardbedrag uitgekeerd o.b.v. het aantal toegekende S&O-uren. Dit is een grove benadering van de kosten en uitgaven die gemiddeld voor een S&O-project gemaakt worden. Voor de eerste 1.800 S&O-uren geldt een forfaitair bedrag van € 10 per uur, hierna geldt een forfaitair bedrag van € 4 per uur.
Indien de daadwerkelijke kosten en uitgaven voor het S&O-project significant hoger zijn als het forfaitaire regime, kan er gekozen worden voor de “kosten en uitgaven” variant. Het aanvullende bedrag wordt berekend op basis van de geschatte kosten en uitgaven ten behoeve van het S&O-werk. Hierbij gelden er aanvullende voorwaarden én een extra administratieve taak.
WBSO-voordeel
Aan de hand van de S&O-loonkosten én de kosten en uitgaven kan het WBSO-voordeel berekend worden. Deze compensatie wordt berekend aan de hand van twee schijven. Voor 2025 bedraagt het percentage in de eerste schijf (tot € 380.000) 36%, in de tweede schijf (vanaf € 380.000) is dit percentage 16%.
N.B. Voor starters gelden andere tarieven.
Een rekenvoorbeeld:
Stel, u doet voor 2025 een aanvraag voor in totaal 2.000 S&O-uren. De aanvraag geldt voor heel 2025. Het uurloon bedraagt € 25. U heeft gekozen voor de forfaitaire benadering en ontvangt uw S&O-verklaring.
Het toegekende S&O-loon bedraagt € 50.000 (2.000 uren x € 25 per uur). Het toegekende forfaitaire bedrag is: (1.800 x € 10) + (2.000 – 1.800) x € 4 = € 18.000 + € 800 = € 18.800.
De totale grondslag waarover de S&O-afdrachtvermindering wordt berekend bedraagt dan: € 50.000 + € 18.800 = € 68.800. De toegekende S&O-afdrachtvermindering bedraagt 36% van € 68.800 = € 24.768.
Dit bedrag mag u in mindering brengen op de vennootschapsbelasting.
Administratie
Voor de WBSO moet er een S&O-administratie bijgehouden worden waaruit de aard, inhoud, voortgang en omvang (tijdsbesteding) van de S&O-werkzaamheden blijkt. Wordt er bij de eerste aanvraag voor werkelijke kosten en uitgaven gekozen, dan moet er ook een administratie bijgehouden worden over welke kosten en uitgaven er zijn betaald ten behoeve van het zelf uitvoeren van S&O. Binnen drie maanden na het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring betrekking heeft moeten de gerealiseerde S&O-uren (en eventuele kosten) verantwoord worden.
Ook bij de administratieve werkzaamheden kunnen de adviseurs van SmitsVandenBroek ondersteuning bieden.
Wilt u graag eens sparren of de WBSO of wellicht is een andere subsidie bij u van toepassing, neem dan contact op voor een gratis kennismakingsgesprek met Léon Kleinjans, +31 6 2156 2888, l.kleinjans@smitsvandenbroek.nl.
3.Geen arbeidsovereenkomst ondanks één opdrachtgever
Of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen een opdrachtnemer en opdrachtgever of een overeenkomst van opdracht hangt af van een flink aantal voorwaarden. Als een opdrachtnemer slechts bij één opdrachtgever werkzaam is, wordt in de praktijk al snel verondersteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Toch is het altijd maatwerk.
In een onlangs gepubliceerde zaak waar het één opdrachtgever betrof, ging het om de vraag of sprake was van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht.
Wat speelde er?
Een Belgische salesmanager had in 2021 een ‘consulting agreement’ gesloten met een bv met een looptijd van een jaar, die vervolgens stilzwijgend werd verlengd. Hij verwierf twee jaar later 5% van de aandelen in de vennootschap. Op enig moment ontstond er een conflictsituatie. De bv beëindigde vervolgens de overeenkomst vanwege bedreiging en chantage. De salesmanager op zijn beurt liet het er niet bij zitten en vorderde een gefixeerde schadevergoeding bestaande uit loon over de niet in acht genomen opzegtermijn, omdat hij van oordeel was dat sprake was van een arbeidsovereenkomst.
Geen arbeidsovereenkomst
De rechtbank oordeelde echter dat de overeenkomst niet voldeed aan de criteria voor een arbeidsovereenkomst. De salesmanager had namelijk aanzienlijke vrijheid in de uitvoering van zijn werkzaamheden en bepaalde zelf zijn werktijden. Bovendien liep hij een commercieel risico, omdat hij als opdrachtnemer ook aansprakelijk was; hij bezat immers 5% van de aandelen. Verder kon hij, als hij niet werkte, geen aanspraak maken op de overeengekomen beloning. De afgesproken beloning lag bovendien tweemaal hoger dan het loon dat een commercieel manager in dienst van de bv zou hebben ontvangen.
Daar kwam bij dat hij zijn diensten via eigen vennootschappen factureerde en dat hij aandeelhouder was van de opdrachtgever. De bv had voor hem ook geen verzekeringen afgesloten waarop hij een beroep zou kunnen doen als hij bijvoorbeeld tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden schade aan een derde zou toebrengen.
De rechtbank oordeelde daarom dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst, maar van een overeenkomst van opdracht. Het verzoek van de salesmanager werd afgewezen.
Belang voor de praktijk
Slechts één opdrachtgever is wellicht een sterke indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar dat is zeker niet in alle gevallen zo. De uitspraak van de rechtbank laat dat zien, maar betekent echter ook weer niet dat alle werkenden met één opdrachtgever hier automatisch een beroep op kunnen doen.
Of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht is immers afhankelijk van alle feiten en omstandigheden en het oordeel dat een rechter over dit samenstel van feiten en omstandigheden geeft. Het blijft dus maatwerk.
4. Onbelaste vergoedingen tijdelijke verblijfkosten 2025
Kosten die werknemers maken tijdens zakelijke reizen – de tijdelijke verblijfkosten – kunt u onder voorwaarden onbelast vergoeden aan uw werknemers. Voor de hoogte van deze bedragen kunt u wellicht aansluiten bij de bedragen die ambtenaren onbelast krijgen als ze op dienstreis zijn.
Gerichte vrijstelling
De vergoeding van de verblijfskosten kan alleen gericht vrijgesteld – en dus belastingvrij – worden als er sprake is van een tijdelijk verblijf. Uw werknemer moet dan een zogenaamde ambulante werknemer zijn. Dat is het geval als uw werknemer steeds naar verschillende arbeidsplaatsen reist of als hij/zij doorgaans één keer per week op maximaal 20 dagen naar dezelfde arbeidsplaats reist.
Let op!
Reist een werknemer vaker dan 20 dagen naar dezelfde arbeidsplaats, maar met onderbrekingen en dus niet aaneengesloten? Bij een incidentele onderbreking loopt de referentieperiode waarin de 20 dagen berekend worden gewoon door. Dat is anders bij langere onderbrekingen. Dan begint een nieuwe referentieperiode voor het tellen van de maximale 20 dagen. Om te beoordelen of een nieuwe referentieperiode begint na een onderbreking, kunt u contact met ons opnemen.
Behalve aan ambulante werknemers kunt u ook de tijdelijke verblijfkosten gericht vrijgesteld vergoeden van een werknemer die om zakelijke redenen (nog) niet bij de plaats van het werk gaat wonen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij tijdelijke projecten of als de werknemer nog in de proeftijd zit.
Ambtenaren op dienstreis
Het is toegestaan om voor de vergoeding van de tijdelijke verblijfkosten aan te sluiten bij de onbelaste verblijfkostenvergoedingen die ambtenaren op dienstreis kunnen krijgen. U mag dat doen voor werknemers die vanuit kostenoogpunt in gelijke omstandigheden verkeren als ambtenaren op dienstreis. Verder is vereist dat u dezelfde vergoedingen toekent als volgens de cao Rijk en u ook dezelfde voorwaarden hanteert. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de minimale verblijfsduur en de in de cao Rijk genoemde hoogte van de vergoedingen.
Let op!
De regeling is in 2024 aangescherpt. Voorheen was het namelijk voldoende als de voorwaarden vergelijkbaar waren. Had u al vóór 2024 een vergoedingsregeling, dan mocht u die in 2024 voortzetten. Vanaf 2025 moet u echter voldoen aan de nieuwe voorwaarden.
Vrijgestelde bedragen binnenlandse dienstreizen 2025
De vergoedingen en gericht vrijgestelde bedragen voor ambtenaren op binnenlandse dienstreizen zijn in 2025:
Verblijfkosten | Vergoeding 10.2 cao Rijk | Gericht vrijgesteld |
Kleine uitgaven overdag | € 7,02 | € 6,27 |
Kleine uitgaven ’s avonds | € 20,95 | € 12,54 |
Logies | € 152,19 | € 150,55 |
Ontbijt | € 14,87 | € 14,87 |
Lunch | € 21,40 | € 12,51 |
Avondmaaltijd | € 32,37 | € 31,40 |
Let op!
Behalve dat u moet aansluiten bij deze vergoedingen, moet u dus ook dezelfde voorwaarden hanteren. Deze voorwaarden vindt u in onderdeel 10.2 van de cao Rijk.
Uit de voorwaarden komt onder meer naar voren dat een ambtenaar die de kosten van de dienstreis declareert geen betaalbewijzen hoeft bij te voegen van bovenstaande uitgaven. U kunt deze kosten daarom ook aan uw werknemer vergoeden zonder dat deze een factuur of betaalbewijs hiervan overlegt. Uiteraard moet wel aannemelijk worden gemaakt dat de werknemer daadwerkelijk voor het werk heeft gereisd en overnacht.
Let op!
U moet dus aansluiten bij de bedragen in de cao Rijk. Voor zover de vergoeding op basis van deze cao hoger is dan het gericht vrijgestelde bedrag, vormt dat meerdere individueel loon bij de werknemer. U kunt er ook voor kiezen het meerdere aan te wijzen in de vrije ruimte. Bij overschrijding van de vrije ruimte in een jaar bent u hierover 80% eindheffing verschuldigd.
Buitenlandse dienstreizen 2025
Ook voor buitenlandse dienstreizen geldt dat aangesloten moet worden bij de voorwaarden en bedragen in de cao Rijk (zie onderdeel 10.3 van de cao Rijk). De berekening van de bedragen voor buitenlandse dienstreizen is afhankelijk van de tijdelijke verblijfplaats. Een overzicht vindt u in bijlage 6 van de cao Rijk.
Tip!
Wilt u voor werknemers aansluiten bij de verblijfkostenvergoedingen die ambtenaren krijgen op een buitenlandse dienstreis, neem dan voor meer informatie contact met ons op.
5. Wijzigingen toepassing 9% btw bij schilderen en stukadoren
Eind 2024 is een nieuw besluit over onder meer de toepassing van het 9% btw-tarief gepubliceerd. Dit besluit bevat twee wijzigingen voor de toepassing van het 9% btw-tarief bij schilderen en stukadoren van woningen.
9% btw schilderen en stukadoren
Het schilderen en stukadoren van oudere woningen is belast met 9% btw in plaats van 21% btw. Het gaat daarbij om woningen die twee jaar of ouder zijn na het tijdstip van de eerste ingebruikname.
Tip!
Bij controle of het 9% btw-tarief terecht is toegepast, kijkt de Belastingdienst onder meer naar de gegevens uit de BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) en de BRP (Basisregistratie Personen).
Deel woning/deel bedrijfspand tot 1 juli 2025
In het oude besluit was goedgekeurd dat panden die deels als woning en deels als bedrijfspand gebruikt worden, geheel worden aangemerkt als woning als het pand voor meer dan 50% wordt gebruikt voor particuliere bewoning. Als het pand twee jaar of ouder is, kan dan voor het schilderen en stukadoren van het gehele pand het 9% btw-tarief worden toegepast. Deze goedkeuring uit het oude besluit is in het nieuwe besluit vervallen, maar kan tot 1 juli 2025 nog worden toegepast.
Deel woning/deel bedrijfspand vanaf 1 juli 2025
Vanaf 1 juli 2025 is dat dus niet meer toegestaan. Vanaf die datum mag het 9% btw-tarief alleen nog worden toegepast voor het deel van het pand dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt. Voor het schilderen en stukadoren van het andere deel geldt het 21% btw-tarief. Er moet dus een splitsing plaatsvinden.
Let op!
Deze splitsing moet tot 1 juli 2025 ook al worden gemaakt als het pand voor 50% of minder gebruikt wordt voor particuliere bewoning.
Gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen
Bij het schilderen en stukadoren van gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen in appartementsgebouwen, verzorgingstehuizen/aanleunwoningen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen en dergelijke kan ook het 9% btw-tarief toegepast worden als dat voor de woongedeelten ook het geval is. Bij gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen moet u denken aan de hal, het trappenhuis, de lift, de eetzaal, de recreatieruimte en dergelijke.
In het nieuwe besluit is toegevoegd dat een splitsing moet plaatsvinden als de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen behalve voor particuliere bewoning ook voor andere doeleinden worden gebruikt. De splitsing moet dan plaatsvinden op basis van het deel van het gebouw bestemd voor particuliere bewoningen en het deel bestemd voor andere doeleinden. Bij andere doeleinden moet u bijvoorbeeld denken aan bedrijfsdoeleinden.
Op het aldus berekende deel dat voor andere doeleinden bestemd is, kan het 9% btw-tarief niet worden toegepast.
6. Alternatieve rapportagemethode DAC7 kleine platformen
De Belastingdienst komt met een alternatieve aanlevermethode voor DAC7. Dit alternatief is bestemd voor kleinere platformexploitanten. Totdat het alternatief beschikbaar is, zal slechts beperkt op de rapportageplicht gehandhaafd worden.
DAC7
De verplichting volgens DAC7 betekent dat exploitanten van onlineplatformen die aan de criteria van de DAC7 voldoen, gegevens over zichzelf en gegevens van bepaalde verkopers, verhuurders en dienstverleners die via hun platform goederen of diensten verkopen of onroerend goed verhuren, moeten verzamelen, verifiëren en rapporteren aan de Belastingdienst. De gegevens inzake de verkopende partij betreffen onder meer de persoonlijke gegevens, waaronder NAW-gegevens, BSN of RSIN, het aantal transacties en de omzet.
Problemen
De Belastingdienst constateert dat vooral kleinere platformen moeite hebben met de rapportageplicht. De oorzaak is deels onbekendheid met DAC7, maar ook onduidelijkheid over de criteria en de aanlevermethode spelen een rol. Ook de complexiteit en kosten van rapporteren zijn een hinderpaal.
Alternatief
De Belastingdienst werkt daarom aan een alternatief voor DAC7 voor kleinere platformen met slechts enkele te rapporteren gegevens. Dit alternatief was niet voor 31 januari 2025 beschikbaar, de datum waarop de rapportages uiterlijk moesten worden aangeleverd.
Beperkt handhaven
Totdat de alternatieve rapportagemethode beschikbaar is, zal de Belastingdienst echter beperkt op de rapportageplicht handhaven. Ondernemers die van de alternatieve rapportagemethode gebruik willen maken, kunnen dit per e-mail melden bij de Belastingdienst via DAC7@belastingdienst.nl.
Wel alvast starten
Platformexploitanten moeten wel al beginnen met het verzamelen, identificeren en verifiëren van gegevens over hun gebruikers. Wettelijk bestaat namelijk de plicht dit al vóór 1 januari 2025 te doen. Zodra de alternatieve aanlevermethode beschikbaar is, dienen deze rapportages zo spoedig mogelijk aangeleverd te worden. De Belastingdienst zal vanaf dat moment ook weer normaal gaan handhaven.
7. Voorlopige forfaits banktegoeden en schulden box 3 2025 bekend
Bij het berekenen van uw box 3 de voorlopige aanslag IB 2025 rekent de Belastingdienst met een voorlopig vastgesteld forfaitair rendement van 1,44% voor banktegoeden en 2,62% voor schulden. Het definitieve forfaitaire rendement voor banktegoeden en schulden wordt pas begin 2026 bekendgemaakt. Voor alle overige bezittingen in box 3 is het forfaitaire rendement voor 2025 wel al definitief vastgesteld. Dit bedraagt in 2025 5,88%. Door verschillende uitspraken van de Hoge Raad in 2024 moet de Belastingdienst uw box 3-heffing vaststellen op basis van uw werkelijke rendement als dit lager is dan de box 3-heffing berekend op grond van de forfaitaire rendementspercentages. Bij het berekenen van de voorlopige aanslag houdt de Belastingdienst echter geen rekening met uw werkelijke rendement in 2025. Het werkelijke rendement kan namelijk pas na afloop van 2025 berekend worden.
8. Binnenkort afrekening WKR 2024
De vrije ruimte in de WKR bedroeg in 2024 1,92% van uw totale loonsom tot en met € 400.000 en 1,18% daarboven. Wees u in 2024 totaal meer vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan dan uw vrije ruimte, dan betaalt u over dit meerdere 80% eindheffing. Deze eindheffing geeft u uiterlijk aan in uw tweede aangifte loonheffingen van 2025. Als u per maand aangifte doet, is de deadline hiervoor 31 maart 2025. Doet u per 4 weken aangifte, dan is de deadline 23 maart 2025. Heeft u uw WKR over 2024 al op orde? Houd er rekening mee dat niet alle WKR-kosten uit de salarisadministratie volgen. Een deel van deze kosten moet u waarschijnlijk halen uit uw financiële administratie. Beoordeel nu al de hoogte van de aangewezen kosten in de vrije ruimte in 2024, zodat de afrekening in de tweede aangifte loonheffingen 2025 straks soepel kan verlopen. Heeft u daarbij hulp nodig, dan helpen wij u uiteraard graag.